Afvalverwerking als bron voor duurzame energie
Ondernemer Aart van den Beukel (51) is oprichter en directeur van Safisana. Deze sociale onderneming recyclet in Ghana toiletafval uit sloppenwijken tot gas en elektriciteit. Van het overige afvalrestant en gft-afval wordt organische mest gemaakt die boeren gebruiken om hun land te bevruchten. Zelfs het afvalwater wordt deels hergebruikt om de Afrikaanse grond te irrigeren.
Aart van den Beukel: ‘Ik was nog nooit in Ghana geweest voordat ik twaalf jaar geleden met Safisana begon. Het plan om een circulaire onderneming op te richten was er eerder dan mijn voornemen om iets in Afrika te doen. Ondernemen staat bij mij voorop, daarna komt het goede doel. Eerder had ik tien jaar een bagel- en espressobar in Amsterdam. Vervolgens kwam ik terecht bij Ecofys, een startup gericht op duurzame energie. Daar ben ik op het spoor gekomen van biogas. We bedachten hoe we biogas, dat vrijkomt door het vergistingsproces van afval, zouden kunnen inzetten voor gezinnen in rurale gebieden in Azië.’
‘De kredietcrisis in 2008 gooide roet in het eten van dat project, maar ik wilde het biogas-idee niet zomaar weggooien. Tijdens mijn zoektocht naar nieuwe financiers trof ik mensen die met een concept bezig waren om toiletafval in Afrikaanse sloppenwijken te recyclen tot biogas. Afvalverwerking is een groot probleem in Afrika. In de overbevolkte steden ontbreekt het aan goede riolering en sanitaire voorzieningen. Dit zorgt voor milieuvervuiling en draagt bij aan de verspreiding van ernstige ziektes. Het idee was om met de inkomsten van het biogas de verwerking van de reststromen aan afval te financieren. Aan mij de vraag of ik dit recyclingconcept wilde uitvoeren als een business in Afrika. Rabobank en ingenieursbureau Haskoning DHV wilden er geld in stoppen.’
‘Onze werknemers moeten het vertrouwen hebben dat ze het zelf kunnen doen.’
Ik gaf mezelf twee jaar om te kijken of het plan levensvatbaar was. Vervolgens heb ik Safisana opgericht. We kozen voor Ghana, omdat het een veilig land is en niet heel corrupt. Zo ging ik voor het eerst naar de Ghanese hoofdstad Accra. Ik heb meteen een handige jongen aangenomen die in mijn plaats als manager kon optreden, want ik zou heen en weer blijven pendelen vanuit Nederland.
In de buitenwijk Ashaiman vonden we een geschikte locatie voor het project. We bedachten dat we via een proefinstallatie het beste aan de bewoners konden demonstreren hoe het circulaire afvalrecyclingconcept werkt. Ter plekke hebben we een openbaar toilet gebouwd en een mini-fabriek die draaide op menselijke uitwerpselen. Toen het klaar was, hebben we een openingsceremonie georganiseerd met de ‘burgemeester’ van de wijk en de Nederlandse ambassadeur. We frituurden met het opgewekte biogas een lokaal gerecht. Alle toeschouwers reageerden uitbundig, ze lachten en gilden heel hard. Ze vonden het een bizar idee dat ze dit gerecht te danken hadden aan hun poep.’
‘We hadden de wijkbewoners alvast enthousiast gekregen. Dat is essentieel, omdat de Ghanezen vrij wantrouwend staan tegenover westerlingen met allerlei beloftes en ontwikkelingsprojecten. Vervolgens ben ik gaan uitrekenen hoeveel het zou vergen om een grootschalige fabriek te bouwen. Voor voldoende aanvoer moest er een vrachtwagen gaan rijden met toiletafval vanuit een andere wijk, wat kostte dat? Hoeveel biogas moesten we opwekken en omzetten in stroom, die we als kilowatt per uur konden verkopen aan het energiebedrijf? Hoeveel organische mest moesten we produceren om uit de kosten te komen? In 2013 ben ik met het ondernemingsplan naar de African Development Bank gestapt. Samen met geld van de Nederlandse overheid kreeg ik 2,5 miljoen euro bij elkaar. Daarmee konden we de fabriek financieren. Maar het verlenen van de nodige vergunningen ging met een slakkengang, ik werd er gek van. Uiteindelijk stond de fabriek er in 2017.’
‘Inmiddels hebben we een vaste groep van investeerders om ons heen, waaronder ook de Sint Antonius Stichting, die ons helpt bij het uitrollen van ons businessmodel in andere landen. Ons voornaamste doel is om bij te dragen aan de gezondheid van mensen in arme, overbevolkte gemeenschappen. Maar daarvoor zijn er veel meer Safisana-fabrieken nodig. In Accra zijn we onze capaciteit aan het verdubbelen. En we bouwen een tweede fabriek in de stad Kumasi. Ik merk dat dat nu veel makkelijker gaat dan de start van het project in Accra. Safisana heeft duurzame afvalrecycling op de Ghanese kaart gezet. Door de oorlog tussen Rusland en Oekraïne is er bovendien een nijpend tekort aan kunstmest in Ghana; wij bieden daar een alternatief voor met onze organische mest.
In de tussentijd heb ik drie kinderen gekregen. We hebben overwogen om met ons gezin in Ghana te gaan wonen, maar het is het beste dat Ghanezen de fabriek runnen. Als ik er ben, dan kijken ze allemaal naar mij als de directeur om de beslissingen te nemen. Onze werknemers moeten het vertrouwen hebben dat ze het zelf kunnen doen. En dat kan alleen als je ze dat vertrouwen geeft.’